1391
1391
Bouw van het Heilige Geestgasthuis.
De armen- en ziekenzorg in de steden waren in de doorgaans Middeleeuwen in handen van drie lokale partijen: de kerk, het stadsbestuur en welgestelde burgers. Ook in Hasselt was dat het geval. Men liet zich leiden door zes van de in de bijbel genoemde zeven werken van barmhartigheid: het voeden van hongerigen, laven van dorstigen, herbergen van reizigers, kleden van naakten, bezoeken van zieken en troosten van gevangenen.
In 1391 richtte het stadsbestuur van Hasselt een gasthuis op voor de opvang van zieken en armen. Er werd een priester aangesteld om dagelijks de mis op te dragen en tegenover het huis werd een kapel gesticht ter ere van de Heilige Geest. Zo kreeg het huis al gauw de naam die het vele eeuwen zou dragen. De armen en zieken in Hasselt konden eveneens terecht in de huizen van het Mariaklooster aan de Baangracht. Ook het gasthuis in Genemuiden werd gesticht door het stadsbestuur. Het werd beheerd door twee "Heilige Geestmeesters". Zelfs zieke reizigers van buiten de stad konden er terecht. Wie te oud was om voor zichzelf te zorgen, kon zich laten opnemen in het Proveniershuis, een verzorgingstehuis zouden we tegenwoordig zeggen. De bewoners "kochten" onderdak en verzorging door afstand te doen van hun geld, huis, of andere eigendommen. Voor minder vermogende mensen gold een aangepast tarief. Tijdens de Reformatie (omstreeks 1580) werd het Heilige Geestgasthuis in Hasselt gesloten. Lees verder in de Canon van Zwartewaterland